Een gesprek met Duitse kindsoldaten. Ze vertellen over hun vriendschap, hun school en hun ervaringen in het leger.
Duitse kindsoldaten.
Zaterdagmiddag 2022. We (Marco en ik) liepen samen over de Duitse begraafplaats te Ijsselstein, waar ruim 31.000 grafstenen staan, van voornamelijk Duitse soldaten. Er liggen ook een paar burgers bij met een Nederlandse nationaliteit. Zij kozen tijdens de oorlog de zijde van de Duitsers, en daarom werden zij later uit nijd van de Nederlandse overheid op Duits grondgebied begraven.
Het viel ons op, dat er zoveel grafstenen geen naam droegen. Op ruim 5.000 kruizen staat de vermelding ‘hier ligt een Duitse soldaat’, of ‘onbekende soldaat’. Dat is dus ongeveer 1 op de 6. We vroegen ons af, hoe dat kon, omdat de Geallieerde begraafplaatsen dat beeld niet tonen. Ik besloot om contact te proberen te krijgen met degenen die een naamloos graf hadden gekregen.
Een soldaat zei: “Ik ben verbrand in een tank, en werd daardoor onherkenbaar.”
Bij het volgende naamloze graf zei een soldaat: “Mijn lichaam werd pas na maanden in het water te hebben gelegen ontdekt. Totaal onherkenbaar.”
Ondertussen werd het steeds drukker. De groep soldaten die hun verhaal wilden vertellen, werd groter.
“Velen van ons werden niet begraven, als men ons vond. Ze deden dat uit haat tegen ons. “Laat ze maar rotten.” hoorden we hen zeggen. Dat was een bewuste keuze. Net zoals ze bewust de keuze namen, om onze identiteitsplaatjes van ons weg te nemen, zodat we in een naamloos graf zouden komen. De Nederlandse jeugd hield onderling zelfs een soort ‘wedstrijd’ wie de meeste plaatjes kon verzamelen.
Ook al werden wij als de vijand gezien…dan doe je zoiets respectloos niet.”
Ik liep langs nog meer naamloze graven. En toen kwam ik in contact met Kurt. Kurt begon te vertellen: “Ik lig hier niet alleen in dit graf. We liggen hier met z’n drieën. De twee anderen zijn Stephan en Arman. Ik en Stephan zijn 15 jaar, en Arman 16. We kennen elkaar al heel lang, en komen uit Lübeck. We zaten in dezelfde klas, en zijn vrienden.
Iedere dag werd ons op school verteld dat we ons grote vaderland moesten beschermen. Door mannen die wij nog nooit eerder op school hadden gezien. Wij werden gewoon gehersenspoeld. Onze leraren zwegen en keken strak voor zich uit, als die mannen het woord namen. Zelfs nadat ze waren vertrokken, werd er niets over gezegd. Ze waren bang voor die mannen.
Op een gegeven moment werden we gedwongen in dienst te treden. Nadat we een veel te groot uniform en een geweer kregen, werden we naar het Westen gestuurd. Een opleiding was er nauwelijks bij.“
Andere jonge Duitse kindsoldaten mengden zich in het gesprek. “Als we op de Amerikanen moesten schieten, schoten we expres ver ernaast. Wij wilden helemaal geen mensen doodschieten. Maar de Geallieerden wisten dat niet. Zij schoten gericht terug. Veel van onze jonge soldaten zijn hierdoor gesneuveld; omdat zij van anderen het leven niet wilden nemen. Als we weigerden te schieten, dan werden we door onze officieren als verrader gezien, en dat betekende de kogel of ophanging.”
Kurt vertelde weer verder: “Op een dag werden in de buurt van Venlo geplaatst. We hoorden, dat er daar ergens een kleine brug zou moeten worden opgeblazen, zodat de Amerikanen die niet konden gebruiken om Duitsland binnen te vallen.
Zonder dat iemand ervan af wist besloten ik, Stephan en Arman een heldendaad uit te voeren. Stiekem namen we de explosieven mee, en vertrokken naar de brug. Onze missie was een groot succes. De brug vloog helemaal de lucht in. Maar omdat we te weinig afwisten van de explosieven, bliezen we onszelf ook op.
Onze lichamen werden uit elkaar gereten. Dat is waarschijnlijk de reden waarom we gezamenlijk in één graf liggen.”
Na deze woorden vlogen er plots op ongeveer 60 meter afstand drie duiven over het kerkhof langs de bosrand. De een zal het toeval noemen, en de ander een mooi teken. Het was in ieder geval bijzonder moment. Zeer zeker, omdat duiven altijd in paartjes vliegen.
Kurt vertelde ondertussen verder, over hun leven. Onder andere, waar de school zich bevond en wat de achternaam van hun leraar was. Nadat we thuis waren gekomen, besloot Marco om de gemeente Lübeck een mailtje te sturen met deze gegevens, en te vragen wat zij nog over die periode in hun archieven hadden. Wellicht misschien zelfs een klassenfoto, waarop de drie jongens zouden kunnen staan? Helaas is ook bij de gemeenten het onfatsoen onder de mensen toegeslagen. Er kon nog geen antwoord vanaf.
Net als bij John Harrison moeten we het hierbij laten. Ook deze stenen zullen naamloos blijven, maar u als lezer, heeft hen in ieder geval nog gehoord.
Irma.